Lager IB-tarief in eerste schijf
26 september 2020 

Lager IB-tarief in eerste schijf

Sinds dit jaar bestaan er nog twee tariefschijven in de loon- en inkomstenbelasting: een schijf met een laag tarief (nu: 37,35%) en een schijf met een hoog tarief (nu: 49,5%) dat van toepassing is op een inkomen vanaf € 68.507. In 2021 gaat het lage tarief omlaag naar 37,10%. Het hoge tarief wijzigt niet. Tussen 2022 en 2024 wordt het tarief in de eerste schijf verder verlaagd tot uiteindelijk 37,03%.

Hogere heffingskortingen

De arbeidskorting wordt extra verhoogd door de verhoging die gepland stond voor 2022 al in 2021 toe te passen. De verhoging komt dus bovenop de al geplande verhoging voor 2021. Ook de algemene heffingskorting wordt extra verhoogd met € 22 bovenop de € 60 die al was ingepland. Ook wordt de ouderenkorting verhoogd.

Lager eigenwoningforfait

Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tot € 1.110.000 (in 2020: € 1.090.000) wordt verlaagd van 0,60% naar 0,50% in 2021. Voor woningen met een WOZ-waarde van € 1.110.000 of meer blijft het forfait 2,35%. Zij zijn dit tarief alleen verschuldigde voor de WOZ-waarde boven € 1.110.000.

Nieuw voorstel box 3

Een andere matregel betreft onder meer de vrijstelling in box 3. Die gaat volgend jaar van € 30.846 naar € 50.000 per belastingplichtige. Hebt u een fiscale partner, dan hebt u samen dus een vrijstelling van € 100.000. Maar daar blijft het niet bij, want daar staat een tariefsverhoging tegenover van 30% naar 31%. Bovendien zijn maatregelen getroffen om te voorkomen dat de verhoging van de box-3- vrijstelling doorwerkt naar de diverse inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen, zoals de zorg- en kinderopvangtoeslag en de eigen bijdrage aan een zorginstelling.

Doorwerking voorkomen

Zonder nadere regeling leidt de verhoging van de box-3-vrijstelling ertoe dat meer mensen aanspraak kunnen maken op een toeslag of in aanmerking komen voor een hogere toeslag. Daarom wordt vanaf 2021 voor de vermogenstoets in de inkomensafhankelijke regelingen aangesloten bij de vermogensrendementsgrondslag zonder aftrek van de vrijstelling in box 3. De inspecteur legt daartoe het bedrag van de rendementsgrondslag voor zover deze meer bedraagt dan € 31.340 vast in een voor bezwaar vatbare beschikking die wordt opgenomen op uw aanslag inkomstenbelasting. Daarvoor is nodig dat de aangifteplicht voor de inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen wordt uitgebreid naar mensen die een rendements-grondslag hebben van meer dan € 31.340.

Lager verzamelinkomen – meer/hogere toeslagen

Hoewel de verhoging van de vrijstelling in box 3 ook tot een lager verzamelinkomen leidt en daarmee doorwerkt in een aantal inkomensafhankelijke regelingen (zoals de kinderopvangtoeslag), zijn geen maatregelen getroffen om dit effect te voorkomen.

Geen overdrachtsbelasting voor starters

Het kabinet stelt voor om starters op de woningmarkt vanaf 1 januari 2021 vrij te stellen

van overdrachtsbelasting (OVB). Hieraan zijn wel voorwaarden verbonden. De starters moeten

18 jaar of ouder zijn en jonger dan 35 jaar, de woning moet als hoofdverblijf worden gebruikt en de vrijstelling moet nog niet eerder zijn benut. Voor doorstromers op de woningmarkt blijft het OVB-tarief 2%.

Voor andere kopers van woningen wordt het OVB-tarief per 1 januari 2021 verhoogd van 2% naar 8%. Dit tarief geldt vanaf 1 januari 2021 voor:

  • de verkrijging van niet-woningen, zoals bedrijfspanden;
  • woningen die niet of slechts tijdelijk worden gebruikt als hoofdverblijf, zoals vakantiewoningen of een woning die ouders kopen voor hun kind.

Tot deze categorie behoren ook de verkrijgingen van woningen door niet-natuurlijke personen, zoals rechtspersonen, waaronder woningcorporaties.

Levenslooptegoed eerder belast

Legt u nog in op een levensloopregeling of heeft u uw levenslooptegoed nog niet gebruikt? Onder de huidige regelgeving wordt het tegoed dat per einde 2021 op uw levenslooprekening staat, ineens uitgekeerd en progressief belast in de loon- en inkomstenbelasting. Het kabinet stelt echter voor om dit fictieve genietingsmoment te vervroegen naar 1 november 2021. Daardoor heeft u de gelegenheid om voor

31 december 2021 de verschuldigde loonheffing te betalen. Dit heeft als voordeel dat het bruto saldo van uw levensloop-tegoed niet volledig wordt belast in box 3 op de peildatum 1 januari 2022.

Inhoudingsplicht loonheffing

Een andere wijziging in de levensloopregeling betreft de instantie die op het fictieve genietingsmoment de loonheffing over het levenslooptegoed moet inhouden en afdragen.

Nu is uw (ex-)werkgever de inhoudingsplichtige, maar dit wordt de instelling die de levensloop-regeling uitvoert, bijvoorbeeld een bank.

Levensloopverlofkorting

Nu kan de inhoudingsplichtige de levensloop-verlofkorting toepassen bij uitbetaling van (een deel van) het levenslooptegoed. Als het aan het kabinet ligt, kan de (ex-)werknemer voortaan de levensloopverlofkorting alleen nog benutten via zijn/haar IB-aangifte.

Uitbreiding overgangsregeling landgoederen

Bent u eigenaar van een landgoed, dan kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van fiscale faciliteiten, zoals vrijstellingen voor de overdrachtsbelasting en de schenk- en erfbelasting. Uw landgoed wordt dan gerangschikt als Natuurschoonwet-landgoed (NSW-landgoed). Maakt u al gebruik van deze faciliteit, dan is het volgende voor u van belang. Vanaf 2021 wijzigen de rangschikkingscriteria, waardoor uw landgoed dan mogelijk niet meer voldoet aan de instandhoudingseis. Zonder nadere regelgeving zou dit betekenen dat u dan direct de Natuurschoonwetfaciliteit niet meer kunt toepassen en u dus alsnog schenk-, erf- en overdrachtsbelasting moet betalen. Dat vindt het kabinet te abrupt, dus wordt voorgesteld om de bestaande overgangsregeling uit te breiden naar situaties waarin per 2021 niet meer aan de instandhoudingseis wordt voldaan. Daardoor blijven de fiscale gevolgen (alsnog invordering van schenk-, erf- en overdrachtsbelasting) buiten toepassing.

 

Wilt u meer weten? Neem dan contact met ons op